Zelf bier brouwen doen we steeds vaker. Waarschijnlijk komt dit doordat zelf bier drinken ook steeds vaker gebeurd. Speciaal bier wordt wordt met de dag populairder maar geen enkel biertje smaakt natuurlijk zo goed als het biertje dat je zelf gebrouwen hebt. Je noeste arbeid wordt beloond. Tenminste, als het gehele brouwproces goed is gegaan. Dat is niet zomaar even gelukt en vergt een consequent proces.
De allereerste stap van bier brouwen is schroten. Schroten doe je met een schrootmolen. Je maalt of plet de mout waardoor het binnenste van de moutkorrel blootgesteld kan worden aan het beslagwater. Hierdoor kan het water de suikers opnemen. Je kunt het beste schroten op de dag van het brouwen zelf, of de dag ervoor.
Tijdens het maischen meng je de geschrote mout met warm water. Het water met de geschrote mout wordt stapsgewijs in temperatuur verhoogd. Hierdoor haal je de suikers uit de mout. en bepaal je de smaak en het alcoholpercentage van het bier. Lagere temperaturen zorgen voor een droger bier, hogere temperaturen voor een zoeter bier.
Na het maischproces wil je het beslag filteren en spoelen. Zo kun je de heldere vloeistof scheiden van de moutresten. Dit kun je het beste doen met een koperfilter of een zeef. Afhankelijk van de hoeveelheid. Door er voorzichtig schoon water (78°C) overheen te gieten zorg je ervoor dat alle suikers uit de moutresten gespoeld worden.
De zoete, heldere vloeistof die nu in de kookpan zit ga je koken. Vaak duurt dit ongeveer 75 minuten. Afhankelijk van welk type bier je wilt brouwen voeg je in verschillende stappen hop en eventueel kruiden toe. De hop die je aan het begin van het koken toevoegt zorgt voor de bittere smaak, de hop die je later toevoegt zorgt voor aroma en geur.
Na het koken wil je je wort terug koelen. Dit moet zo snel mogelijk en zo steriel mogelijk gebeuren om infecties te voorkomen. Koelen kan met een wortkoeler of met een bak ijs waar je je pan in zet. Zodra je wort rond de 20 graden is kun je de gist toevoegen en je gebruikte spullen opruimen. Vanaf nu heb je geduld nodig…
Tijdens het vergistingsproces worden suikers doormiddel van gist omgezet in alcohol. Elke gist heeft zijn eigen optimale vergistingstemperatuur en temperatuurverschillen kunnen zorgen voor andere smaakbelevingen. Er zijn boven-, en ondergistende bieren. Beiden vergisten ze op andere temperaturen daarom is het belangrijk dat je alles goed monitort.
Wanneer de vergisting voorbij is en er geen suikers meer omgezet worden in alcohol is het bier klaar om te lageren. Tijdens het lageren (rijpen) klonteren de gistcellen en andere stoffen samen en zinken ze naar de bodem. Hierdoor wordt je bier helder. Niet ieder bier hoeft te lageren en je kunt er ook voor kiezen om je bier helder te krijgen door je flessen na het bottelen koud te zetten.
Nu is het tijd om je bier op fles te zetten. Je hevelt het bier over naar de flesjes die je vervolgens luchtdicht afsluit. Doordat je tijdens het bottelen opnieuw wat suiker en gist (bijvoorbeeld de korrelgist S-33) toevoegt, vergist je bier nog een klein beetje na op de fles. Dit kan 2 tot 3 weken duren op circa 19 graden. Hierdoor ontstaat er koolzuur en krijg je straks ook een mooie schuimkraag op je bier.
Tijdens de navergisting op de fles is het als brouwer heel belangrijk om het proces goed te volgen. Hierdoor zul je genoodzaakt zijn om af en toe een biertje open te trekken om de smaak te beoordelen. Vaak doe je dit met je medebrouwer of vrienden. Dit zijn vervelende momenten. Na maximaal 3 weken zet je de flessen koud en is het moment daar om volledig te genieten van de noeste arbeid en je nieuwe recept samen te stellen voor je volgende brouw!